Serie over de bijbelse profeten deel 1: Introductie
Elke drie maanden bekijken we een van de zestien profeten uit de Bijbel.
Vraag je je wel eens af wie de profeten in de heilige Schrift zijn en wat ze deden? Als we over profeten spreken, spreken we in feite over het Oude Testament, want daar komen we ze tegen. Behalve Johannes de Doper: hij is de brug tussen het Oude en het Nieuwe Testament.
Voor veel mensen is het niet makkelijk het Oude Testament te begrijpen. Wat houdt het in en waar gaat het over? Een antwoord daarop vinden we in het gesprek tussen de Verrezen Heer Jezus en zijn leerlingen: “Alles wat in de Wet van Mozes, bij de Profeten en in de Psalmen over Mij geschreven staat moest in vervulling gaan.” (Lucas 24, 44).
Met de Wet van Mozes (Genesis, Exodus, Leviticus, Numeri en Deuteronomium), Profeten en Psalmen bedoelt Hij het hele Oude Testament. Deze uitleg van Jezus kan beschouwd worden als de eerste christelijke Bijbelles in de geschiedenis. Op basis daarvan verdeelt de Kerk het Oude Testament in drie delen:
“Alles wat over Mij geschreven staat”, zegt Jezus. Het hele Oude Testament schrijft over één Persoon: Hemzelf. Dat is wat profeten hebben gedaan: naar Jezus wijzen.
Allereerst over het woord profeet. In het Hebreeuws is dat ‘navi’, dat komt van het werkwoord ‘nabu’: verklaren of aankondigen. Een profeet in de bijbelse zin is daarom iemand die door God gezonden is om zijn Woord aan te kondigen. Onder hen wordt Mozes als de grootste beschouwd. De heilige Schrift zegt over hem: “Nooit meer heeft Israël een profeet gekend als Mozes, met wie de Heer zo vertrouwelijk omging.” (Deut 34, 10).
Na hem onderscheidt men twee groepen van profeten:
1) Profeten van handelingen: Samuel, Nathan, Elia, Elisa. Zij zijn beschreven in de historische boeken. Hun focus ligt op wat zij doen.
2) Profeten van het woord. Dat wil niet zeggen dat zij geen daden verrichtten, maar dat bij hen de focus op hun spreken ligt. In hun naam zijn er boeken geschreven: Jesaja tot Maleachi. Binnen deze groep onderscheiden we nog twee groepen, de vier grote en twaalf kleine profeten. De grote profeten zijn Jesaja, Jeremia, Ezechiël en Daniël. De kleine profeten: Hosea, Joël, Amos, Obadja, Jona, Micha, Nahum, Habakuk, Sefanja, Haggai, Zacharia en Maleachi.
Of een profeet groot of klein wordt genoemd, betekent niet dat hij meer of minder belangrijk wordt gevonden. Het heeft te maken met een heel eenvoudige reden: de grootte van hun boek.
In de komende edities introduceren we voor jullie elke keer één van deze grote en kleine profeten. Ongeacht wie een profeet is, zijn grootheid hangt nergens anders vanaf dan van wat hij doet: mensen naar de Verlosser wijzen. En die Verlosser heet Jezus van Nazareth!
Ga direct naar deel 2: Jesaja
Kapelaan Thai Nguyen